Prokaryoten.
Een prokaryote cel is een cel zonder celkern. Dit houdt in dat het DNA zich niet in een door een membraan afgescheiden compartiment ( de celkern ) bevindt, maar los door de cel zweeft. Bovendien ontbreken hier ook de gewoonlijke andere organellen.
EUKARYOTEN.
Een eukaryote cel is een cel met celkern, hierin bevindt zich het DNA van de cel. Deze cellen hebben op hun beurt wel de aanwezigheid van andere organellen zoals mitochondriën, chloroplasten of een golgi-apparaat.
VIRUSSEN.
Virussen bestaan uit een stukje genetisch materiaal ( dit kan RNA of DNA zijn ), omgeven door een eiwitmantel.
Soms is er ook nog eens een enveloppe, een membraan (dubbele fosfolipidenlaag) en glycoproteïnen.
Dit laatste komt enkel voor bij de dierlijke virussen.
Soms is er ook nog eens een enveloppe, een membraan (dubbele fosfolipidenlaag) en glycoproteïnen.
Dit laatste komt enkel voor bij de dierlijke virussen.